Henric Piccardt, een flamboyante Groninger avonturier, vervener, diplomaat, borgheer en syndicus
Henric Piccardt wordt te Woltersum op 25 maart 1636 geboren als zoon van de protestante predikant Gualtherus Piccardus in Woltersum (1602–1678) en diens eerste vrouw Harmtien Hindriks (dochter) Olinghe (ca. 1608–1641)[1]. Johan Piccardt is zijn oom. Hij heeft een zus en twee broers[2]. Henric is een flamboyante Groninger vervener, avonturier, diplomaat en syndicus van 'Stad en Ommelanden' geweest, maar ook borgheer van de Fraeylemaborg, Klein Martijn en De Ruthen. Hij is tevens verantwoordelijk voor de herbouw van de kerk van Harkstede. Hij publiceert Franstalige en Latijnse gedichten en een grafschrift in het Latijn.
Jeugd Zijn beide broers studeren theologie, maar Henric kiest ervoor om in 1653 op 17-jarige leeftijd rechten en filosofie te gaan studeren aan de Groninger Academie en hij laat zich inschrijven in het Album studiosorum[3]. Al snel vertrekt hij echter naar de ‘Academie van Vriesland’ [4] in Franeker, waar hij colleges volgt tussen 1657 en 1658. Hij promoveert op een redevoering over de verbinding tussen welsprekendheid en rechtsgeleerdheid, zijn ‘Oratio de eloquentia & conjunctione ejusdem cum jurisprudentia’, gehouden op 14 december 1658. Zijn boekwerk is in te zien in meerdere bibliotheken en op internet via books.google.nl. Dit wetende, kunnen we concluderen dat Henric Piccardt een intellectueel persoon is geweest.
Henric studeert allerlei wetenschappen, maar met name rechten, aan de Hogescholen van Franeker en Groningen. Hij wil, net als veel medestudenten, ook naar de universiteit van Orleans in Frankrijk. Zijn vader vindt het te duur en de zoon verdwijnt stilletjes uit Groningen en haalt niet lang daarna ‘met grote eer’ zijn doctoraal in Orleans.
Naar Parijs Henric gaat naar Parijs, waar hij spoedig in de hoogste kringen verschijnt, meldt mr. Tresling in de Groninger Volksalmanak van 1840. Hij zegt de gegevens ontleend te hebben aan de herinneringen die Piccardt heeft opgeschreven. Er zou zelfs een biografie, door Henric zelf geschreven, te zijn, maar waar deze zich tegenwoordig bevindt, is onbekend. Ook weten we niet hoe Tresling aan zijn informatie is gekomen. In Parijs verkeert hij in de hoogste kringen, voert grote staat, een royaal leven, maar zou geen geld hebben. De oplossing van dit raadsel is dat Piccardt 's morgens een zwarte doek voor zijn ene oog bindt, de kleur van zijn gezicht en zijn haar verandert en op de bekende brug over de Seine, de Pont Neuf, zingt en harp speelt. Dat levert zoveel op dat hij de rest van de dag het leven van een rijk man kan leven.
Op een dag tikt een blinde man die ook vaak op de brug staat, althans zo gaat het verhaal, Henric op de schouder en fluistert dat hij hem moet volgen. In een huis in de buurt zegt de blinde man dat Piccardts bagage al gepakt is. Henric krijgt ‘een goede goudbeurs’ mee en een ondergeschikte van de blinde man brengt hem naar Straatsburg. Aan de overkant van de Rijn vertelt de begeleider dat de politie allang weet wie de eenogige zanger is. Maar Piccardt heeft zich te ver ingelaten in een amourette met een zeer aanzienlijke dame. Hij heeft het gevaar gelopen in de staatsgevangenis terecht te komen en daar te worden vergeten. Zijn redding heeft hij te danken aan de Vrijmetselaarsloge in Orleans. Het heeft, lijkt het, een eeuw geduurd voor iemand in het openbaar aan dit uiterst fraaie verhaal twijfelt. In de Groninger Volksalmanak met het jaartal 1944 schrijft mevrouw N. Tonckens dat de redding misschien gebeurd is door een stel vrienden, maar dat de staatsgevangenis hem niet wacht. Piccardt is meer dan eens uit Parijs vertrokken en later weer terug geweest om de titel kamerheer van de koning Lodewijk XIV te verkrijgen. Die aanzienlijke dame zou mogelijk iemand zijn geweest aan het hof van Lodewijk XIV.
Piccardt zou volgens een versie van zijn levensverhaal de jaloezie van koning Lodewijk XIV hebben opgewekt door te gaan sporten met een van zijn maîtresses. Volgens een ander verhaal is de Franse koning achter zijn dubbelleven als rondzwervende clochard (dakloze) gekomen en heeft het daarom op hem gemunt. In elk geval leidt dit ertoe dat hij moet vluchten uit Parijs. Volgens een ander verhaal vlucht hij al op 28-jarige leeftijd uit Parijs en wordt hij daarna op 31-jarige leeftijd, in 1667, aangenomen door Lodewijk XIV als kamerheer, blijkbaar na een verzoening. Hoe het ook zij, bij zijn vlucht wordt hij geholpen door leden van een Parijs' genootschap dat zou kunnen worden gezien als een voorloper van een vrijmetselaarsloge. Hij reist eerst naar Straatsburg en vervolgens via Italië en Duitsland terug naar De Republiek. Tijdens deze tocht zou hij nog ongelukkig in de liefde met een meisje zijn gevallen, dat vervolgens met een graaf trouwt. Het gaat hier om Johanna Laurentia Lorenz von Adlershelm (1640-1680), een dochter van de burgemeester van Leipzig, Christian Lorenz von Adlershelm, waarmee hij kort verloofd is geweest. Mogelijk in 1663 bezoekt hij het door haar zus Christina Regina beheerde 'Naturalien-Kammer'[5]. In 1666 draagt Johanna haar Duitse vertaling ‘Verteutschte Stratonica’[6], uitgegeven in Amsterdam, aan Piccardt op[7].
Filmpje over de Vrijmetselarij op de Freaylemaborg. Dit wordt in verband gebracht met mr. Henrik de Sandra Veldtman en Henric Piccardt. Vergeet niet het geluid aan te zetten!
In hoeverre de verhalen over zijn leven aan het hof kloppen is niet met zekerheid vast te stellen, maar in zijn dichtbundel in de stijl van de toen modieuze 'baroque noir', Les poésies françoises dediées à Madame Suzanne de Pons, Dame de la Gastevine in 1663 uitgegeven door Jacques le Gras in Parijs wordt een aantal bekende personen aan het hof genoemd. Verder zijn veel van zijn gedichten (waaronder sonnetten en madrigalen) opgedragen aan bekende courtisanes en hof-edelen. In sommige gedichten beschrijft hij festiviteiten aan het hof, zoals het grote ‘Ballet des Arts’ uit 1663 (van De Benserade en Lully), waarin de hoofdrol wordt gespeeld door Lodewijk de XIVe. Piccardt begeeft zich vooral in kringen van adellijke hugenoten. Hij treedt ook op als tutor of gouverneur voor hun zonen. Als Lodewijk de XIVe hem aan als kamerheer (Gentilhomme ordinaire de la chambre du Roi de France) aanstelt, reist hij als zodanig om diplomatieke redenen regelmatig naar 's-Gravenhage. Piccardt kan het goed vinden met edelen uit de vriendenkring van veldheer Lodewijk II van Bourbon-Condé en de markies van Ruvigny Henri de Massué. Ook bezoekt hij de salon van madame Constantia Caron, geboren Boudaen, de vrouw van François Caron en een goede vriendin van de familie Huygens (Constantijn sr., Constantijn jr. en Christiaan).
Cadeaus Het verhaal is in elk geval mooi. Zelfs de verhouding met stadhouder koning Willem III (1605-1702) moet zeer goed zijn geweest. Dat blijkt met name uit een lening, uit de bezoeken en uit cadeaus. Daaronder zijn een fors horloge en vele portretten. Het portret van Willem III hangt in de grote zaal van de Fraeylemaborg, dat van zijn echtgenote, koningin Mary (1662-1695), in de kleine zaal van Fraeylemaborg. Het moet voor de stadhouder handig zijn geweest een vertrouweling in de Ommelanden te hebben. Mr. Tresling en mevrouw Tonckens nemen aan dat Piccardt ook missies voor Willem III heeft uitgevoerd.
Oorlog In 1672 verklaart Lodewijk XIV (en daarmee ook Lodewijk II van Bourbon-Condé) de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden de oorlog. Piccardt weet weinig anders te doen dan terug te keren naar zijn geboorteland. Nadat bisschop Bernhard von Galen (Bommen Berend) teruggedreven is naar Duitsland gaat hij naar Groningen. Aldaar blijkt zijn vader inmiddels benoemd te zijn tot een van de predikanten van de stad Groningen. Dit weerhoudt het stadsbestuur er echter niet van om Henric Piccardt wegens vermeende Franse sympathieën op te sluiten in de Poelepoort. Er kan echter geen bewijs worden gevonden dat hij heeft geheuld met de Franse vijand. Verslagen van zijn ondervragingen zijn opgenomen in de Groninger Archieven en bieden veel informatie over zijn reizen, achtergronden, en verwikkeling van zijn amoureuze leven. Na een jaar in de cel te hebben doorgebracht wordt hij uiteindelijk op 20 februari 1673 vrijgelaten na politieke druk van zijn vriend, stadhouder Willem III.
Na zijn vrijlating weet Piccardt snel op te klimmen binnen de politiek. Reeds op 9 december 1674 wordt hij aangesteld als syndicus [8]van de Ommelanden, in plaats van de overleden Gerbrandus Haeck. Als zodanig maakt hij zich sterk voor het versterken van de eenheid tussen de stad Groningen en De Ommelanden. Hiermee speelt hij een rol in de politieke consolidatie en de verdediging van het noorden van de republiek. Daarnaast is hij curator (lid van de Raad van Toezicht) van de Hoogeschool, de latere Rijksuniversiteit. In zijn positie maakt hij zich sterk voor de vrijlating[9] van jonker Osebrandt Johan Rengers (1621-1681/82), gehuwd met Willem Anna Lewe, van de Fraeylemaborg door Willem III ervan op de hoogte te stellen, waarop deze opnieuw door politieke druk uiteindelijk in 1678 de invrijheidstelling van Rengers weet te bewerken. Zijn lage komaf en Franse smaak zorgen ervoor dat Piccardts pogingen om binnen de stroeve en gewichtige stedelijke regentenkringen te geraken mislukken.
Ommelanden en de Stad Als raadspensionaris Johan de Witt in 1670 naar Groningen komt om te helpen een conflict tussen Ommelanders op te lossen, logeert hij op Fraeylema. Osebrand is een van de belangrijkste tegenspelers van de Stad in de eeuwen durende strijd om de macht tussen de Stad en de Ommelanden. Hij heeft het geweten. Bij het beleg van de stad Groningen in 1672 door de bisschoppen van Munster en Keulen, is Rengers een van de Ommelanders die nauw samenwerken met burgemeester Van Julsingha om het gevaar te keren. Zoals hierboven is beschreven: de dag nadat het beleg is opgeheven, neemt de Stad Rengers gevangen op beschuldiging van hoogverraad. Een meisje van goeden huize, Sophia van der Camp, dat als huisgenote bij de familie Rengers op Fraeylema en in het huis aan de Vismarkt in Groningen woont, verklaart dat de heer des huizes brieven heeft gewisseld met Frankrijk en Keulen. Het proces dat gevoerd wordt, terwijl de oorlog tegen Frankrijk, Munster en Keulen in Oost-Nederland nog voortduurt, deugt van geen kant. De Stad mag geen Ommelander jonker berechten en de verklaring alleen van ‘het ijdel wicht van achtyn jaeren, die door het huys loopt rinkelrooyen, singende en spelende op de cyter,’ zoals Rengers Sophia aanduidt, kan ook moeilijk een grond voor veroordeling zijn. De rechtbank veroordeelt hem toch. Een doodvonnis is kennelijk al te dol, maar levenslang voldoet ook. Rengers wordt opgesloten in de Poelepoort. De Ommelanders zijn des duivels.
Henric Piccardt die tegelijk met Rengers gevangen is genomen, omdat hij een verstandhouding met de vijand zou hebben gehad, wordt in 1673 vrijgelaten. Hij wordt zelfs benoemd tot syndicus, woordvoerder en advocaat, van de Ommelanden en besteedt een belangrijk deel van zijn tijd aan het vrij krijgen van Rengers, zijn schoonvader. De Ommelanden hebben in die tijd vele grieven tegen de Stad. Het wordt een hele toestand waar de Staten-Generaal en stadhouder Willem III zich mee bemoeien.
De Ommelanden winnen deze keer. Henric wordt al vrij snel vrij gelaten omdat bewijs ontbreekt. Henric doet er alles aan om zijn schoonvader Osebrand Rengers vrij te krijgen, wat hem uiteindelijk ook lukt. Hij wordt in 1678 vrijgelaten en krijgt zijn bezittingen terug. Zijn gezondheid heeft onder zijn gevangenschap zo geleden dat hij vrij snel overlijdt. Zijn geweldige rijkdom is verdwenen en de erven kijken tegen een schuld van 100.000 gulden aan. Zijn staatboek is weg. Daarin staan Rengers' bezittingen en worden de rentes en de huren bijgehouden. Waarschijnlijk heeft de Stad de rijkdommen door opzettelijk wanbeheer grotendeels laten verdwijnen. De oudste zoon, Osebrand, overlijdt rond de jaarwisseling 1681/1682 en zijn jongere broer Evert mag de schulden overnemen. Die zijn in 1688 tot 148.000 gulden opgelopen.
Zwager Henric Piccardt koopt de borg met rechten en landerijen en veel landerijen buiten Duurswold voor 70.000 gulden die hij leent van stadhouder/koning Willem III.
Huwelijk Piccardt is in 1680, als hij 44 jaar is, getrouwd met een van Osebrand Johans dochters, Anna Elisabeth, die dan 23 jaar jong is. Piccardt bouwt een vleugel aan Fraeylema om Willem III, die nog wel eens komt jagen, goed te kunnen ontvangen. Later laten hij en zijn vrouw met eigen geld een nieuwe kerk in Harkstede bouwen, waarvan gezegd wordt dat die ook als Tempel voor de Vrijmetselaars kan dienen en tevens een mausoleum is voor de familie Piccardt. Als Tempel voor de Vrijmetselaars zien we vooral terug bij de borg, waar lijnen in borg en park overeen komen met die van de Vrijmetselaars. Als mausoleum wordt ook bewaarheid, want Henric Piccardt en zijn vrouw liggen er nog steeds ‘te kijk’ in de grafkelder. Ook andere familieleden zijn er kennelijk begraven, want tijdens een restauratie worden resten letterlijk bij elkaar geveegd en op een onbekende plek op het kerkhof naast de kerk herbegraven. De grote grafkelder is er nog steeds, maar heeft een meer publieke functie gekregen.
Kinderen Henric en Anna, die geen kinderen hebben, wonen op de borg Klein Martijn (Petit Martin) in Harkstede die Piccardt bij zijn huwelijk in 1680 heeft gekocht. Als Henric in 1712 overlijdt, acht jaar na Anna, denkt hij dat hij zijn opvolging voor vele generaties heeft geregeld. Johan, eigenlijk Johannes Picardus, de oudste kleinzoon van zijn oudste broer, wordt Heer van Slochteren. Hij is getrouwd met Maria Louisa van Coeten (1696-1749) geboren in Venlo, een meisje met een rijke moeder, Helena van Leeuwen (1657-1722) gehuwd met Arnoldus van Couten (1646-1705). De 70.000 gulden die Willem III aan Henric Piccardt heeft geleend, is geërfd door stadhouder Johan Willem Friso en na diens overlijden vraagt zijn weduwe het geld op terwille van haar kinderen. Johan Piccardts rijke schoonmoeder, Helena van Leeuwen (1657-1722) lost de schuld af en schrijft de vordering over op haar dochter. Daarover krijgen de zeven kinderen na het overlijden van hun ouders ruzie. De vordering valt volgens zes kinderen niet onder de regeling van achter oudoom Henric, maar volgens het oudste kind Henric Occo[10] wel.
Sommige schrijvers suggereren dat Henric Piccardt en zijn echtgenote Anna Rengers wél kinderen hebben gekregen. Deze zouden echter jong zijn overleden en mogelijk zijn bijgezet achter een epitaaf in de muur van de grafkelder. Enig mogelijk bewijs kan pas worden verkregen door de epitaaf (tijdelijk) uit de muur te verwijderen. Dat hiertoe nog geen aanleiding is geweest, is onduidelijk.
Gevelsteen van Henric Piccardt boven de entree van de kerk te Harkstede. Foto: Hardscarf, mei 2013. Licentie: Creative Commons Attributie-Gelijk Delen 3.0.
Wapen Het wapen van Henric Piccardt, te zien boven de ingang van de kerk (zie afb. hierboven) , is een adelaarsklauw op een blauw veld. Rechts daarvan het wapen van Rengers. Tot de adel wordt Piccardt echter niet gerekend, al wordt hij wegens zijn kwaliteiten door die adel (buiten de Stad) wel geaccepteerd. Een Piccardt heeft in de 13e eeuw wat privileges in het graafschap Bentheim en in 1502 is een voorvader, Gualterus Piccardt, secretaris van graaf Everwijn van Bentheim. Het merendeel van de Piccardts in Nederland is predikant, ook Johan, de schrijver over Drentse geschiedkundige zaken. Hij is een oom van Henric. Henrics vader, Gualtherus, is dominee en wel in Woltersum, Loppersum en Groningen geweest.
Immers al vóór 1594 heeft het geslacht Rengers al zijn invloed gehad in Woltersum getuige gewelfschilderingen en glaswerk in de kerk, de pastorie en zelfs het sacramentshuisje:
Gewelfschilderingen in de kerk 'Dat ongeveer voer ses ofte soeven weke is uttgewittet doer versuemenisse doe men die kercke heft gewittet, Rengers wapen, staendc boven int upperste vant coer als eenigeste collator met syn vyer quarticren ende stont onder een zeer grote emme ende vyer grote C zeën, was nu 238 jaer geleden; daerenboven staet het noch meerendels oock in alle glase ende niemandt anders'. GDW, blz. 139, nr. [495][a].
'Noch vint men in der kercken tot Woltersum tot een bewys een seecker datum, maer is niet wel kenlich ofte het is 1331 ende ofte het is 1531, maer na ansien laet het te sien 1331. Het is niet bewyslick, dat Rengcrs wapen in een tyt van tachtentich ofte hondert jaer is verandert, het staet in die kercke allenthalven die dre stengels van die drie roosen op die balcke te samen gevoeght'. N.B. Niet meer aanwezig. Vermeld: GAG, Archieven na de reductie, inv. nr. 973 rood, voorlaatste katern. Getuigenverklaring 8 juni 1638. 'Een zeer grote emme ende vyer grote c zeën' wil zeggen: MCCCCC. Wapen Rengers met stengels: Rengers. Zie: GDW, nr. 496. GDW, blz. 139, nr. [495][b].
Gebrandschilderd glas in de kerk Wapens met onderschrift EGBERT RENGERS: Rechts: twee alliantiewapens: rechts: Rengers; links: Ackinga. Dekkleden: rood en zilver. Links: twee alliantiewapens: rechts: Fratema; links: Tuwinga. Dekkleden: rood en zilver. N.B. Niet meer aanwezig. Vermeld in RAG, Archief Farmsum, inv. nr. 943, waarin twee gekleurde pentekeningen op perkament, 1640, elkaar aanvullend. Wapen Rengers uit beide tekeningen weggesneden, doch van zilveren veld en groene balk nog restantjes herkenbaar. Vergelijking met archief Farmsum, inv. nr. 945, leert, dat glas met wapens, 140, Fratema en Tuwinga er ten onrechte achterste voor werd in gezet, zodat gelezen moet worden: rechts: Tuwinga, links: Fratema. De wapens 'syn qualick van de glasemaeker anno 1640 gemaeckt'. Hiermede wordt restauratie bedoeld. Handschrift Doys, provinciale bibliotheek van Friesland, II, blz. 61:
'Aldus hebben die Rengers haer waepen in voortyden gevoert, tweten 3 roode roosen mett gele knoppen binnen en geele stengelen oover een groene balck in een wit velt. Aldus heefft het gevoert Egbert Rengers, diewelcke tot Woltersum met zyn vyr quartyren in d'kercke op het choor in d' glaesen staet, zynde seer ouds'.
Zie: GDW, nr. 495. Egbert Rengers, bekend 1450-1499. Zie: NLW, 1959, k. 302-303. GHB, 1910, blz. 334, 344. GDW, blz. 139, nr. [496].
Pastorie Het wapen Rengers kwam ook voor 'int venster, an die schorsteen, an die doere etc.' N.B. Niet meer aanwezig. Vermeld: GAG, Archieven na de reductie, inv. nr. 973 rood. Getuigenverklaring 8 juni 1638. GDW, blz. 140, nr. [499].
Gedenksteen Wapen, waarbij: ANNO 1558: Rengers. N.B. Afkomstig uit gevel voormalige pastorie, sedert 1954 in toren. Tekening: RAG, Zie ook: GAG, Archieven van de reductie, inv. nr. 973 rood. Getuigenverklaring 8 juni 1638, waarin Sweer Rengers in 1558 de enige collator en overbestevader van Zeino Joachim van Welvelde wordt genoemd. Zie: OBS. blz. 503, 504. GDW, blz. 140, nr. [500].
Sacramentshuisje Wapen: Rengers. N.B. Niet meer aanwezig. Vermeld: GAG, Archieven na de reductie, inv. nr. 973 rood. Getuigenverklaring 8 juni 1638. 'Dit sacramentshues is buten twyffel soe oldt als die kercke is'. Wapen dus: Rengers. 141. GDW, blz. 140, nr. [502].
Sierlijk maar trieste verhalen De Fraeylemaborg in Slochteren is mooi en sierlijk en hij is ook nog omgeven door prachtige, zij het soms trieste verhalen. Zo is er borgheer Osebrand Johan Rengers, die na het Ontzet van Groningen in 1672, vals beschuldigd wordt van landverraad. Zijn schoonzoon en opvolger op de borg Henrik Piccardt, verdient het geld voor de grote staat waarin hij in Parijs leeft, als zanger en harpspeler op een brug over de Seine en als hij wegens een liefdesaffaire in moeilijkheden komt, wordt hij gered door Vrijmetselaars. Hij en zijn vrouw bouwen later de Vrijmetselaarskerk in Harkstede en hij is zelfs bevriend met koning-stadhouder Willem III. Hoe Henric Piccardt met een aanzienlijke dame uit de familie Rengers is geraakt is onbekend. Mogelijk heeft de vader van Henric in Woltersum al kennis gehad aan de familie Rengers in het kader van zijn ambt. We weten het niet.
In de negentiende eeuw De bewoners van de Fraeylemaborg in de vorige eeuw, de familie Thomassen a Thuessink van der Hoop van Slochteren, zijn de laatste particulieren die een Groninger borg in stijl bewonen. Er zijn ook nog verhalen over de oorlogjes die jonkers in en om Slochteren aan het eind van de 13de eeuw voeren en die opgeschreven zijn in de kroniek van het klooster Bloemhof in Wittewierum, niet ver van Slochteren. Het eerste ongenoegen ontstaat als Yda uit Menterwolde in het Oldambt, in 1283 van haar man Ebbo Menalda de jongere uit Helium wegloopt. Een poos daarna wordt Ebbo er van verdacht de edelman Rodmar Eenoog bij het Schildmeer te hebben doodgeslagen. In beide gevallen zijn er rechtszaken, maar vooral oorlogjes tussen de heetgebakerde jonkers, die steenhuizen belegeren en innemen. De reden om dit verhaal te noemen ligt bij mr. T.P. Tresling, die zich veelvuldig heeft verdiept in de Groninger geschiedenis, maar ook veel heeft gedaan aan de armenzorg in de stad Groningen. Een artikel van hem staat in de Groninger Volksalmanak van 1840 waarin hij de kroniek van Bloemhof gebruikt. Mr. Tresling wil aannemelijk maken dat de meevechtende families Snelgera en Haiginga (zuster zonen van Snelgera) in Slochteren hebben gewoond. De Snelgera's op de plaats van de Fraeylemaborg en de Haiginga's op de nabijgelegen borg De Ruten. Over de laatste borg is in documentatie weinig of niets terug te vinden. Hij kan het niet bewijzen en het gebouw zelf helpt ook al niet. Het oudste deel van Fraeylema, de keuken en de daarboven liggende kleine zaal, het oude steenhuis, is volgens deskundigen gebouwd tussen 1300 en 1400. Deskundigen zeggen ook dat de naam Fraeylema is ontstaan uit Vrouwe Elema of Vrouwe Ailma. ‘Ver’ betekent adellijke vrouw. ‘Ver Elema’ is niet teruggevonden in kronieken of akten. De eerste van haar nakomelingen die dit, pas in 1504, overkomt, is Remmert Fraeylema, eigenaar van de Fraeylemaheerd en misschien ook van de Fraeylemaborg. Hillebranda Fraeylema, enig erfgename, doet de naam van de eigenaars veranderen door in 1548 met Seino Rengers te trouwen. Er zijn heel rijke takken van de familie Rengers geweest en de Slochter tak hoort daar ook bij. Het echtpaar Rengers-Van Laar dat in het begin van de 17e-eeuw overlijdt, bezit ruim 930 grazen (een gras is een halve hectare).
Nog rijker zijn Osebrand Johan Rengers en zijn vrouw Willem (die naam is juist) Anna Lewe. In 1668 maken ze een testament waarin ze bepalen dat hun oudste zoon zijn vader zal opvolgen op de borg als hij er in toestemt dat hij ieder van zijn broers 60.000 en ieder van zijn zusters 50.000 gulden zullen betalen. En er zijn tien kinderen. Het testament is later buiten werking gesteld. Osebrand Johan, geboren rond 1620, erft Fraeylema van zijn ongetrouwde oom Seino Hendrik. Hij wordt de enige redger in het gebied en in 1663 wordt de belangrijkste functie in het waterschap ‘De Drie Delfzijlen’ erfelijk aan Fraeylema verbonden. In 1649 noemt Osebrand Johan Rengers zich Heer op 'Frailma' en Slochteren. Volgens het Borgenboek is het voor het eerst dat de borg bij deze naam wordt genoemd. Osebrand Johan is ook belangrijk in de politiek geweest.
Processen Er worden net zo lang processen gevoerd tot er niets meer is om over te procederen. Het laatst, in 1781, worden Fraeylema en Klein Martijn verkocht. Fraeylema is verwaarloosd en met een vrijwel geheel gerooid bos, wordt het gekocht door mr. Henrik de Sandra Veldtman. De twee vervallen torens op de hoeken van het borgterrein aan de voorkant laat hij afbreken, de gevels van het huis komen onder een doorlopende kroonlijst. Het benedenstuk van de toren die binnen het gebouw is komen te staan, laat hij afbreken, zodat de huidige grote zaal ontstaat. Er komen nieuwe schathuizen en het park wordt opnieuw aangelegd.
Dat park, dat door het leven gaat als het Slochter Bos, is heel bijzonder en niet alleen omdat er opmerkelijke bomen en planten staan. Sandra Veldtman laat een beroemde tuinarchitect de tuin ontwerpen. Er is twijfel geweest of dit Johann Georg Michael is geweest of zijn schoonzoon J.D. Zocher sr. Mevrouw C.S. Oldenburger-Ebbers, deskundige op dit gebied, is in het ‘Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond’ in 1992 tot de conclusie gekomen dat het Michael moet zijn geweest. In 1820 wordt opnieuw een beroemde tuinarchitect ingeschakeld, L. P. Roodbaard. Hij laat twee schuine zichtlanen met uitzicht op een molen en op een toren verdwijnen, maar mevrouw drs. H. van Harten-Boers, de conservator van de Fraeylemaborg, vertelt dat Roodbaard dit stuk verder waarschijnlijk heeft gelaten zoals het is. Het achterste stuk van het park is door hem ontworpen.
Inventarisatie Vanaf 1993 is er onderzocht wat de historische aspecten van het park zijn en wat voor planten en dieren er leven. Na deze inventarisaties, kan een landschapsarchitect in overleg met de ‘Stichting tot Behoud van Historische Buitenplaatsen’ een beleidsplan maken. Men kan dan beslissen wat er zal moeten gebeuren in het fameuze park. Daar staan maar liefst 28 tuinornamenten en die zijn toe aan restauratie. Serviceclubs (Rotary, Lions, SO optimisten, Juniorkamer en Round Table) in het Eemsmondgebied hebben geprobeerd het geld daarvoor bij elkaar te krijgen. Het Anjerfonds Groningen, het Cultuurfonds van het Bouwfonds en de Stichting Gravin Van Bylandt Fonds hebben bijdragen bestemd voor de historische kas, tevens oranjerie, die na restauratie geopend is voor het publiek. Terug naar De Sandra Veldtman. Hij heeft zijn naam samengesteld uit ‘Veldtman’, de naam van zijn vader, die postmeester van Groningen is geweest en dus ‘De Sandra’, de naam van een voorvader, Hendrick de Sandra, die van 1619 tot 1707 heeft geleefd. Deze, aanvankelijk koopman in Amsterdam, later militair en opgenomen in de Poolse adel, is getrouwd met Margareta, de dochter van de nog veel rijkere Giovanni Francesco Tortarolis, die veel van zijn geld verdiend heeft bij de Bank van Lening in onder meer Amsterdam. Een van hun dochters is getrouwd met de Groninger edelman Eilco Clant, die commandant is geweest van de vesting Bourtange. Van hun kinderen krijgt alleen een dochter nakomelingen, zodat de fraaie achternamen verdwijnen.
Ingewikkeld Het zit ook verder wat ingewikkeld met huwelijken en erfgenamen en de familie op de borg draagt na De Sandra Veldtman (zie ook het filmje over o.a. Sandra de Veldtman in dit artikel) de namen Hora Siccama en Thomassen è Thuessink van der Hoop, waaraan later ‘van Slochteren’ wordt toegevoegd. Dat zijn veel namen. De in 1875 geboren mr. Evert Jan, die burgemeester van Sappemeer (1917 tot 1925) en van Slochteren (1925 tot 1940) is geweest, trouwt in 1908 met Catharina Cornelia Star Numan. Hij trouwt met haar, vertelt ze eens glimlachend, omdat hij zich niet wil vervelen. Ze gaan op huwelijksreis naar Nederlands Indië tot ontzetting van hun vrienden. "Ze dachten zeker dat ze ons met mes en vork in de hand op de kade zouden opwachten."
leder die in de eerste helft van die eeuw over Fraeylema heeft geschreven, heeft het over waardige bewoning. Men leeft zuinig, maar bijzondere gebeurtenissen krijgen een bijzondere omlijsting. Bij de zilveren bruiloft in 1933 zitten 84 gasten in de grote zaal aan tafel. Ze eten van een 218-delig antiek servies en krijgen een zilveren huwelijkspenning met inscriptie. Bij de tachtigste verjaardag van mevrouw Van der Hoop in 1959 worden alle pachters en huurders, met echtgenotes ongeveer 120 mensen, een gehele dag ontvangen. Ze krijgen een groepsfoto nagestuurd.
Interview met mevrouw Louise Groenveld- Thomassen à Thuessink van der Hoop van Slochteren, de laatste bewoonster van borg Fraelema. Vergeet niet het geluid aan te zetten. (Bron: RTV Noord 2008).
De naoorlogse tijd is niet gunstig voor kasteel- en borgbewoners. De kosten van belastingen en onderhoud worden steeds hoger. Personeel is duur en moeilijk te krijgen. De heer Van der Hoop overlijdt in 1952, zijn echtgenote in 1965. Hun beide dochters bewonen de borg nog een poos, maar in 1971 wordt de inboedel geveild, de mooiste stukken komen in Amsterdam terecht, de boeken, kaarten en prenten (meer dan 2.000) waaronder ook de befaamde Oranje-bibliotheek, in Utrecht. De rest wordt geveild bij de borg, en wel bij het koetshuis. De familie zit op een rij op de brug het toch wel trieste schouwspel te volgen. De oudste dochter woont in Groningen, haar zuster, mevrouw L. Groenveld-Thomassen a Thuessink van der Hoop van Slochteren, blijft in Slochteren, waar ze in het Hoogehuis, het vroegere rechthuis van de borg, woont.
Museum Pas in 1972 wordt de bestemming van Fraeyelma zeker. De Gerrit van Houtenstichting koopt de borg en 23 hectare bos en weiland. Later koopt het Groninger Landschap de rest van het park. Frayelma wordt museum en gaat na een restauratie in 1975 open.
Geschilderd portret van Henric Piccardt in de borg (door Johan Starrenberg, 1675). Foto: ©Jur Kuipers.
Borgheer van Klein Martijn en Fraeylema Op 6 januari 1680 trouwt Henric Piccardt op 43-jarige leeftijd met de 20 jaar jongere dochter van Osebrandt; Anna Elisabeth Rengers (1657-1704). Het stel koopt op 14 april 1680 van kapitein Johan Jacob Reinkingh de borg Klein Martijn, die Piccardt sterk laat uitbreiden, zodat in 1686 (bij de Sint-Maartensvloed, als beide echtelieden ingesloten zijn door het water), gesproken wordt van een 'nieuw getimmerde hoffstede'. Osebrandt overlijdt een paar jaar later. Piccardt is voogd van Anna's oom en borgopvolger Evert Rengers, die niet echt met geld kan omgaan en als zodanig in 1688 een schuld heef van meer dan 143.000 gulden. In 1690 moet deze daarom noodgedwongen de Fraeylemaborg verkopen.
De Fraeylemaborg te Slochteren. Foto: 6 april 2013. Auteur: Dickelbers. Licentie: Creative Commons Attribution-Share Alike 3.0 Unported licentie.
Henric Piccardt heeft zelf niet het geld om de borg te kopen. Zijn goede vriend stadhouder Willem III, die inmiddels ook koning van Engeland is geworden, heeft waarschijnlijk belang bij een invloedrijk persoon in De Ommelanden en is mogelijk daarom bereid om Piccardt een lening van 70.000 carolusgulden te lenen om de borg te kopen. Daarmee wordt hij tevens erfschepper van het Generale Zijlvest der Drie Delfzijlen en verkrijgt hij meerdere collatierechten (Slochteren volledig en Schildwolde deels).
De akte
Foto: ©Jur Kuipers, augustus 2022. Bovenstaande akte bevindt zich in het RHC GA en is tentoongesteld in het museum bij de Fraeylemaborg van 29 april tot en met 2 oktober 2022, in het kader van 350 jaar Gronings Ontzet en de landelijke herdenking van het rampjaar 1672. In deze tentoonstelling staan twee borgheren van Fraeylema centraal: Osebrandt Johan Rengers (1621-1680) en zijn schoonzoon Henric Piccardt (1636-1712).
Bovenstaande foto is gemaakt van de originele brief/akte van koning-stadhouder Willem III met verklaring over schuld van 70.000,- van 14 oktober 1691, Groninger Archieven, Huisarchief Fraeylemaborg. Met een prachtig regelmatig en helder handschrift verklaart J. Schuijlenburg namens 'Sijne Majesteijt' William R het volgende aan 'den Heer en Vrouwe Piccardt'. De lening van 70.000 caroli gulden zal niet opgeëist worden zolang Henric Piccardt en zijn echtgenote Anna Elisabeth nog in leven zijn. Op voorwaarde dat de jaarlijkse rente op tijd betaald wordt. Het betreft hier de originele akte over de schuld voorzien van drie ferme rode labels/zegels. De lening wordt zowel aan Piccardt als aan zijn echtgenote verstrekt.
Bij de koop is ook een groot aantal landerijen inbegrepen. Willem III krijgt voor de verschafte lening de Fraeylemaborg en bijbehorende gerechtigheden in onderpand en zal jaarlijks 2300 gulden rente ontvangen. Piccardt heeft grote plannen met de Fraeylemaborg: Hij laat de borg uitbreiden en laat (mogelijk naar inspiratie van de Franse tuin van Versailles en die van Paleis Het Loo) een Franse tuin aanleggen rond de borg. Piccardt en Anna blijven echter op Klein Martijn wonen en gebruiken de Fraeylemaborg als ontvangstverblijf voor gasten en als jachthuis. Volgens overlevering heeft stadhouder Willem III de borg regelmatig bezocht en er geslapen.
Een van de weinige foto's van Klein Martijn te Harkstede. Bron: Eigen verzameling.
Een maquette van Klein Martijn. Foto: ©Jur Kuipers.augustus 2022.
'Treedt binnen, reiziger, zo ge van goede wille zijt, zo niet, ga heen, Onze kruik dient uw maag niet. Hier wordt bescheiden geleefd en gelukkig. Met eenvoudig brood eten wij hier. Voor u, afgunstige is hier geen belangstelling'.
Deze maquette is gebaseerd op foto's van de voorzijde van het pand, voor de afbraak aan het eind van de 19e eeuw. De zij en achterkant zijn daarom niet uitgewerkt..
Piccardt en de kerk van Harkstede De kerk van Harkstede die Piccardt laat bouwen voor de kerkgemeente en als begraafplaats voor zijn familie. Welke van de twee keuzes voor hem de belangrijkste is geweest, laat zich niet moeilijk raden.
Voordat hij de Fraeylemaborg verwerft, heeft Piccardt al de resterende stemmen in het collatierecht van de kerk van Harkstede gekocht van de eigenaar, de stad Groningen, zodat hij unicus collator kan worden. In 1681 poogt hij tevergeefs van het stadsbestuur gedaan te krijgen dat 'syn boven aerde staende kinderen' mogen worden begraven in de (oude) kerk van Harkstede. Of het echtpaar kinderen heeft gehad en zo ja waar zij uiteindelijk zijn begraven is onbekend. Het zijn de enige keer dat er voor zover bekend over kinderen gesproken wordt. Het echtpaar is verder (waarschijnlijk) kinderloos gebleven.
De oude kerk In 1691, dus hetzelfde jaar als de aankoop van de Fraeylemaborg, laten Piccardt en Anna de oude kerk van Harkstede afbreken om er tussen 1692 en 1700 uit eigen middelen een nieuwe hoge kerk te laten bouwen ter meerdere glorie van God, maar niet in de laatste plaats ook ter ere van hemzelf en zijn vrouw. De kerk wordt namelijk voorzien van een grote grafkelder van 22 bij 7 meter. Wellicht is het trouwens beter om te spreken over een grafkamer, want de ingang naar de kerk erboven is alleen toegankelijk via een hoge buitentrap. Boven deze grafruimte wordt ook een speciaal vertrek voor hem gemaakt met toilet, waar hij zich kan terugtrekken. Daarboven wordt nog een ruimte gemaakt, voor de huisvesting van zijn bibliotheek alias studeerkamer. De kerk is de enige volledig in steen overwelfde kerk van Nederland die als protestantse kerk is gebouwd.
De kelder onder de kerk wordt tegenwoordig gebruikt voor allerlei doeleinden. Foto: ©Jur Kuipers.
Boven de ingang van de kerk wordt een zandstenen epitaaf aangebracht met de beide wapens van de Piccards. Hij laat Arp Schnitger een orgel bouwen voor in de kerk en een huisorgel voor op Klein-Martijn. Piccardt wordt na zijn terugkeer in Groningen een calvinist in hart en nieren, die bevriend is met predikant Paulus Hulsius, een felle tegenstander van de ideeën van wetenschapper Johan Bernoulli. Naast collator van Harkstede is Piccardt ook redger van 'beide Harksteden' (Groot Harkstede en Klein Harkstede). Als collatoren zorgen de Piccardts ervoor dat familieleden tot predikanten in de kerken van Harkstede, Slochteren en Kolham worden benoemd.
Laatste jaren In 1704 sterft Piccardts vrouw Anna Rengers. Hij schrijft daarover in het Latijn een gedicht bestaande uit elegisch distichons[11] waarin hij zijn verdriet uit. Dat Piccardt van zijn vrouw Anna heeft gehouden is vooral af te leiden aan het Latijns gedicht dat hij voor haar schrijft. Het betreft een vertaling van dit gedicht door professor Jacobus de Rhoer, postuum opgetekend in de Groningsche Volksalmanak van 1841:
Mijn Anna, wederhelft en luister van mijn leven,
Na de dood van zijn vrouw benoemt hij op haar wens de oudste kleinzoon van zijn (volle) broer Johan Piccardt, eveneens Johan Piccardt geheten, tot zijn erfgenaam. Dit om het volledige familiebezit in één hand te houden. De toekomst van Klein-Martijn en toebehoren wordt testamentair aldus fideï-commis[13] tot in de verre toekomst geregeld. Dit geldt niet voor de Fraeylemaborg en De Ruthen, waarover zijn nazaten later nog lange processen voeren.
In 1706 blijkt Piccardt ook de Slochter borg De Ruthen (ook Ruten, Ruiten) te bezitten, die hij heeft geërfd van zijn zwager. In 1712 sterft hij en wordt naast zijn vrouw bijgezet in de grafkelder van de kerk van Harkstede. Hun rouwborden hangen echter in de kerk van Slochteren.
Portretten Er zijn drie portretten bekend van Henric Piccardt: -1672: gravure door Pierre Landry (1630–1701) naar een verloren gegaan portret van Nicolaes Maes (1634–1693), een leerling van Rembrandt. Onder het portret is een kwatrijn aangebracht door Gui Patin.
Werken * Oratio de eloquentia & conjunctione ejusdem cum jurisprudentia, Franeker: Johannes Arcerius, 1659.
'Les Poésies Françoises Dediées à Madame Suzanne de Pons, Dame de la Gastevine, Parijs: Jacques le Gras, 1663' 'avec privilege du Roi', geschreven door Henric Piccardt (origineel). Tentoongesteld in het museum bij de borg te Slochteren. De schittering in de foto is ontstaan omdat het geheel zich in een vitrine bevindt. Foto: ©Jur Kuipers, augustus 2022.
Opmerking: 1. De samensteller van dit artikel beschikt over nog veel meer foto's inzake Piccardt. Het is niet mogelijk deze allemaal op te nemen in dit artikel, waarvan een groot deel zijn gemaakt door Jur Kuipers. Het is de bedoeling dat deze t.z.t. worden toegevoegd aan het fotoalbum.
Bij de foto's:
Lees meer: De grafkerk en de borg Klein Martijn van Harkstede |
||||||||||||||||||||||||||||||||
|